DE GEZICHTEN ACHTER HET FESTIVAL: Pierre Delsaerdt
Barokke Influencers wordt door vele handen gedragen: van curatoren, vormgevers, professoren tot tentoonstellingsmakers. Al deze mensen hebben één ding gemeen: een bijzondere interesse voor de barok. Ieder binnen zijn of haar eigen vakgebied en expertise. Waaraan denken zij bij het woord ‘barok’ en wie is hun favoriete ‘barokke influencer’? De komende weken stellen we de gezichten achter het festival hier aan je voor.
Pierre Delsaerdt
Pierre Delsaerdt is een van de curatoren van de tentoonstelling ‘Barokke Influencers. Jezuïeten, Rubens en de kunst van het overtuigen’ in de Sint-Carolus Borromeuskerk.
Jezuïeten erfgoed in de kijker
Wie ben je en wat is je rol binnen het festival?
‘Ik ben hoogleraar aan het departement Geschiedenis van de Universiteit Antwerpen en boekhistoricus. Tot september vorig jaar was ik een drietal jaar directeur van het Ruusbroecgenootschap. Daarnaast zet ik sinds 2018 mee mijn schouders onder een belangrijke beleidslijn van UCSIA, namelijk de zorg voor het erfgoed van jezuïeten in Antwerpen met een specifieke focus op de collectie van het Ruusbroecgenootschap. Dit onderzoeksinstituut werd in 1925 opgericht door een aantal jezuïeten die de geschiedenis van de spiritualiteit wilden onderzoeken, van de late middeleeuwen tot het eind van het ancien régime. Inmiddels is de chronologische focus nog verbreed, en gaat er ook aandacht naar de 19de en de vroege 20ste eeuw. De opdracht van UCSIA was voor mij het startsein om na te denken over hoe we met het documentair erfgoed van de bibliotheek van het Ruusbroecgenootschap naar buiten konden komen. Hoe konden we het valoriseren voor onderzoek en brede publieksactiviteiten? In eerste instantie dachten we aan een tentoonstelling in 2021 – een jubileumjaar voor de Sint-Carolus Borromeuskerk die in 1621 – toen nog Ignatiuskerk – werd ingewijd. Maar de covidepidemie gooide roet in het eten. We zijn dan toch blijven voorbereiden. Nu staat het festival los van één of andere verjaardag, maar is het een zelfstandig project geworden.’
Hoe kwam de titel van het festival tot stand?
‘De oorspronkelijke werktitel was ‘Jezuïeten in de stad’. We probeerden ermee aandacht te vragen voor wat de jezuïeten in de stad Antwerpen hebben betekend in de 17de eeuw. Later werd de werktitel gewijzigd in ‘Jezuïeten en de kunst van het overtuigen in de 17de eeuw’. Twee medewerksters van UCSIA – Gilke Gunst en Ellen Decraene – bedachten dan de titel: ‘Barokke Influencers’. Dat vonden we onmiddellijk goed bekken. Maar de ondertitel is gebleven ‘Jezuïeten, Rubens en de kunst van het overtuigen’.
De kunst van het overtuigen
Welk verhaal wordt er in de Sint-Carolus Borromeuskerk verteld?
‘In de kerk focussen we op “de kunst van het overtuigen”. Eigenlijk starten we in 1585. Bij de Val van Antwerpen, al is de “val” niet zo’n gelukkige term. Eigenlijk betekent het dat het Spaanse leger, onder leiding van Alexander Farnese, Antwerpen als belangrijke havenstad opnieuw onder katholiek Habsburgs gezag brengt en het calvinistische stadsbestuur verjaagt. De jezuïeten waren voordien al in de stad geweest, maar waren verdreven. Ze zijn dan in 1585 onmiddellijk teruggekomen om mee te doen aan het katholieke tegenoffensief.’
In de tentoonstelling vertrekken we van het perspectief van de toeschouwer en brengen we de verschillende publiekscategorieën in beeld die met de beeldtaal van de jezuïeten werden geconfronteerd. We onderscheiden zes categorieën: de jezuïeten in opleiding, scholieren en hun ouders, de volgers, de bezoekers, de Antwerpenaren en de andersgelovigen. Per doelgroep kozen we telkens voor een aantal casussen die het verhaal behapbaar maken voor de bezoeker.’
‘Een eerste doelgroep zijn de jezuïeten zelf die – al dan niet tijdens hun opleiding – “bewerkt” zijn met beelden of in contact zijn gekomen met beelden om bijvoorbeeld hun meditaties en gebed mee te voeden. Zo zijn er prachtige boeken uitgegeven met paginagrote kopergravures van de evangelieverhalen. Die hadden een erg immersief karakter; ze hadden echt de bedoeling om de lezer mee in het verhaal te trekken.’
‘Een tweede categorie zijn de scholieren en hun ouders. Zij hielden bijvoorbeeld één keer per jaar toneelvoorstellingen en dan werden ook de ouders uitgenodigd.’
‘Dan zijn er de zogenaamde volgers. Hiermee bedoelen we de mensen die leken bleven maar die toch een zekere band en sympathie hadden voor alles waar deze jezuïeten voor stonden. Dat zijn enerzijds Antwerpenaren – mannen – die in de 17de eeuw lid werden van de sodaliteiten; succesvolle katholieke verenigingen zou je dat kunnen noemen. Anderzijds horen ook vrouwen tot deze groep ‘volgers’. Zij konden geen lid worden van die sodaliteiten en mochten ook niet aan het college studeren, maar ze mochten zich wel het statuut aanmeten van zogenaamde geestelijke dochters. Ze werden toen ook “kwezels” genoemd, al heeft dat woord vandaag een andere connotatie. Dat waren vrouwen die – al dan niet als weduwe – besloten om een sterk christelijk geïnspireerd leven te leiden zonder zich tot een echte kloosterregel te bekennen. Zij lieten zich begeleiden door een jezuïet als biechtvader, gaven soms les op de zondagsscholen en de rijksten onder hen financierden ook de bouwprojecten van de jezuïeten.’
‘Een vierde categorie zijn de bezoekers. Dit luik komt vooral aan bod in het Museum Snijders&Rockoxhuis. Daar belichten we onder meer de plafondschilderingen van de Sint-Ignatiuskerk aan de hand van de ontwerpschetsen van Rubens. We willen daar inspelen op de ongelooflijke verbazing en bewondering waarvan reizigers getuigden wanneer ze die kerk betraden.’
‘Dan zijn er nog de Antwerpenaren zelf. Hier hebben we het over de manier waarop de jezuïeten de stedelijke ruimte probeerden in te nemen of vorm te geven om de Antwerpenaren eraan te herinneren: dit is een contrareformatorische stad waarin jezuïeten een belangrijke rol spelen. Denk bijvoorbeeld aan een aantal feestelijkheden en processies die in de stad hebben plaatsgevonden. Daar is veel beeldmateriaal van bewaard gebleven.’
‘Tot de laatste categorie horen de zogenaamde andersgelovigen. Dit luik hebben we ingevuld door enerzijds te verwijzen naar de manier waarop jezuïeten en hun tegenstanders het beeld, en heel vaak de karikatuur, hebben gebruikt om de tegenpartij af te schilderen. Anderzijds kijken we naar de andersgelovigen veel verder van hier, in China en in Amerika. We focussen hier vooral op China waar beelden ook een rol hebben gespeeld in de missies. Zo zien we dat diezelfde bladgrote kopergravures van de evangelieverhalen ook zijn gebruikt in de missiegebieden. Dat leidde tot herinterpretaties en tot een zekere wisselwerking tussen Europa en China.’
‘Daarnaast tonen we nog een tiental allegorische schilderijen – affixiones – die in 1640 in de Sint-Carolus Borromeuskerk hingen ter ere van het eeuwfeest van de orde. Ze zijn dus gemaakt ter meerdere eer en glorie van de jezuïetenorde. Die schilderijen hebben eeuwenlang een uiterst verdoken bestaan geleid. Ze waren verwerkt in deuren op de zolder van de kerk, waar men ze een tiental jaar geleden heeft teruggevonden. Ze werden gerestaureerd met steun van de Koning Boudewijnstichting. Nu worden ze voor de eerste keer integraal getoond.’
Wat komt er kijken bij het maken van de tentoonstelling in de Sint-Carolus Borromeuskerk?
‘We werken met een vijftiental mensen samen aan de tentoonstelling. Het hele project is het resultaat van een samenwerking tussen mensen van de Universiteit Antwerpen, collega’s van de KU Leuven en van verschillende erfgoedinstellingen. Er zijn curatoren en bibliothecarissen bij, hoogleraren, onderzoekers … We hebben geprobeerd om verschillende competenties samen te brengen en gezamenlijk te kijken naar het onderwerp.’
Waren er bijzondere uitdagingen bij het maken van de tentoonstelling?
‘Dat we de tentoonstelling kunnen organiseren in de kerk is wel een enorme uitdaging. Vooral het overvloedige licht maakte sommige inhoudelijke keuzes niet mogelijk of zorgde ervoor dat we bepaalde bruiklenen uit het buitenland niet konden krijgen. Het is en blijft natuurlijk een parochiekerk en een gebedshuis, en die functie heeft voorrang op eventuele publieksactiviteiten die wij er zouden willen organiseren. Tegelijk zie ik het ook als een enorme meerwaarde dat de tentoonstelling in de kerk zelf plaatsvindt. Zo kunnen we ook een aantal concrete linken leggen tussen de objecten en de kerk, in het bijzonder naar de gevel en de Mariakapel. Die laatste kwam ongehavend uit de brand van 1718 en weerspiegelt nog altijd de situatie van de vroege 17de eeuw.’
Ruusbroecgenootschap
Waar kijk je zelf het meest naar uit van de tentoonstelling?
‘Ik zal ten eerste heel blij zijn als ze er staat, want het is echt een heel uitdagend parcours geweest. We zijn met de eerste vergaderingen en het uittekenen van het verhaal gestart in 2019. Als zal blijken dat het verhaal dat we brengen coherent en duidelijk is voor een publiek dat weinig voorkennis heeft, dan zal het voor mij geslaagd zijn.’
‘Er zijn ook een aantal stukken waartoe ik me meer aangetrokken voel dan andere. Er zal bijvoorbeeld een schilderij hangen dat een optocht, een soort processie, doorheen de stad Antwerpen toont in 1685, dus het eerste eeuwfeest van de Val van Antwerpen. Daarop zie je de Meir met een heel speciaal podium en een processie waar lange rijen mensen, onder meer jezuïeten en hun scholieren in meestappen.’
‘Gelet op de voorgeschiedenis van het hele project vind ik het ook heel interessant dat er een deelcollectie van de bibliotheek van het Ruusbroecgenootschap te zien zal zijn. Naast een belangrijke boekencollectie is er in dat Ruusbroecgenootschap namelijk een reusachtige collectie oude devotieprenten. Dat zijn kleine prentjes met behoorlijk “naïeve” grafische kunst en ze zijn amper bekend. Ze zullen hier zeer overvloedig getoond worden. Tegelijkertijd werken we ook aan een project om die collectie te digitaliseren en erg breed beschikbaar te stellen. Dat zal in de loop van juni worden gepresenteerd. Ik ben blij dat we daar nu mee kunnen uitpakken.’
Boek
Er verschijnt ook een boek bij de tentoonstelling. Kun je me daarover wat meer vertellen?
‘Het boek hoort bij de twee deeltentoonstellingen in de Sint-Carolus Borromeuskerk en het Snijders&Rockoxhuis. Het volgt de publiekscategorieën van de tentoonstelling, maar we hebben er een aantal wetenschappelijke essays aan toegevoegd die meer in de diepte gaan. Het boek is overvloedig geïllustreerd en voorbeeldig uitgegeven door Hannibal Books.’
De kunst van het overtuigen
Wat neem je zelf vooral mee van het festival en “de kunst van het overtuigen”?
‘Ik heb tot op zekere hoogte sympathie voor de jezuïeten in de 17de eeuw. Een sympathie voor het feit dat ze ín de maatschappij staan, dat ze zich er zich niet uit terugtrekken zoals vele andere kloosterordes, maar juist heel actief interveniëren in de maatschappij vanuit een welbepaalde inspiratie. Dat ze ook niet bang zijn om in debat te gaan met hun tegenstanders en proberen om de tegenpartij te overtuigen van hun eigen inzicht. Daarin schuilt voor mij wel een interessante boodschap voor deze tijd. We leven in een tijd waarin je voortdurend, onder meer via sociale media, wordt uitgedaagd om je eigen mening te vormen. Maar tegelijk zit de open debatcultuur bij ons niet meer zo in de genen. Ik vind dat het vandaag van intellectuelen wel meer verwacht mag worden dat ze gefundeerde standpunten innemen in welbepaalde maatschappelijke discussies.’