Adriaan Gonnissen - N. Pauwels
Maart-November 2023

DE GEZICHTEN ACHTER HET FESTIVAL: Adriaan Gonnissen

Barokke Influencers wordt door vele handen gedragen: van curatoren, vormgevers, professoren tot tentoonstellingsmakers. Al deze mensen hebben één ding gemeen: een bijzondere interesse voor de barok. Ieder binnen zijn of haar eigen vakgebied en expertise. Waaraan denken zij bij het woord ‘barok’ en wie is hun favoriete ‘barokke influencer’? De komende weken stellen we de gezichten achter het festival hier aan je voor.

Adriaan Gonnissen - N. Pauwels
Adriaan Gonnissen – N. Pauwels

Adriaan Gonnissen is curator Moderne Kunst van het KMSKA. Samen met Dennis Van Mol en Ewald Peters realiseerde hij de tentoonstelling over De Pelgrim die vanaf 27 mei te bezoeken is in het KMSKA.

Door me te verdiepen in De Pelgrim heb ik mijn eigen kennis over de periode van het interbellum nóg verbreed. Het was in eerste instantie toch een beetje buiten mijn comfortzone. Ik ben voornamelijk met de gecanoniseerde (internationale) avant-garde bezig. Dit was echt eens iets anders, iets onverwachts. Maar net daarom zo boeiend.

Hoe ontstond het idee voor de tentoonstelling?

“Anderhalf jaar geleden bereikte ons voor het eerst de vraag voor een modern luik binnen het stadsfestival voor traditie en vernieuwing: Barokke Influencers. Samen met co-curatoren Dennis Van Mol en Ewald Peters van Walden Art Stories waren we het er snel over eens dat De Pelgrim daar het dichtste bij aanleunde. Bijvoorbeeld omdat de geestelijke vader van de beweging, Léonce Reypens, een jezuïet was.”

Je kende De Pelgrim op dat moment al?

“Ik had inderdaad al meermaals over De Pelgrim gehoord. Zo kende ik de beweging al door het doctoraat van Rajesh Heynickx: Meetzucht en mateloosheid. Kunst, religie en identiteit in het interbellum (2008). Ook kende ik de Pelgrim-tentoonstellingen die grosso modo in de nasleep van dat doctoraat werden gehouden in KADOC-Leuven en Stadsmuseum Lier. En toen ik nog Kunstwetenschappen studeerde, schreef ik mijn eindwerk over Paul Joostens, een Antwerpse avant-gardekunstenaar die kortstondig, en halvelings, verbonden was aan De Pelgrim.”

Als we aan de avant-garde denken, associëren we dat vandaag niet onmiddellijk met religieuze kunst. Toch was De Pelgrim een groot succes. Hoe verklaar je dat?

“Toen in 1927 de eerste tentoonstelling van De Pelgrim plaatsvond in Antwerpen, stond in de krant dat de zaal ontruimd moest worden wegens een volkstoeloop. Als je dan denkt aan de kunst uit die periode die wij nu als belangrijker zien – denk aan Mondriaan, Kandinsky, de abstractie van de Cercle et Carré-beweging etc. – dan verzeker ik je dat over die avant-garde kunstenaars toen nooit zulke berichten in de krant verschenen. Dat waren kunstenaars die nauwelijks iets verdienden met hun kunst en er kwam vaak amper iemand naar hun tentoonstellingen kijken. Een fenomeen zoals De Pelgrim had in die tijd een groter draagvlak. De onderbouw van de samenleving was toen uiteraard nog veel meer katholiek georiënteerd dan nu. De abstracte kunst beschouwde men toen als veel te modern, niet te begrijpen en leeg. Wat het uiteraard niet was, dat weten we nu. Vandaag is die situatie omgedraaid. Nu is De Pelgrim iets geworden dat we nog moeilijk kunnen plaatsen, iets dat zelfs bizar kan overkomen. Maar voor mij persoonlijk is dat een reden om het te tonen. Ik heb moeite met conformisme en herkauwing.”

Waar maakte De Pelgrim zich zorgen over?

“De Eerste Wereldoorlog was gedaan. De wereld moest opnieuw opgebouwd worden. Mensen moesten een groot trauma verwerken. Het was immers de eerste geïndustrialiseerd gevoerde oorlog. Het besef was daarmee gegroeid dat technologie en vooruitgang ook enorm destructieve gevolgen kon hebben. Waar was God? Wat met het zielenheil? De Pelgrim wilde het religieuze leven een nieuwe impuls geven, omdat werd gevreesd voor geestelijke dakloosheid, voor een onstuitbare massacultuur die mensen zou wegleiden van het geloof, het innerlijke en het spirituele.”

“De kunstenaars van De Pelgrim zagen kunst als een bindmiddel voor een nieuwe samenleving. Hun definitie van ‘gemeenschapskunst’ mag je heel letterlijk invullen: De Pelgrim wilde de mensen weer samenbrengen via een nieuwe beleving van het katholieke geloof. Daarom werden bijvoorbeeld betonkerken gebouwd, met modernistische trekken. Ook een modern religieuze, emotioneel capterende beeldende kunst werd nagestreefd, ver weg van de kitscherige mariabeeldjes en de ‘plaasteren koekebakheiligen’. Maar niet alleen beeldende kunstenaars en architecten waren lid waren van De Pelgrim, ook toneelmakers, schrijvers, muzikanten, ontwerpers etc. moesten die naoorlogse gemeenschap mee vormgeven.”

Hoe verhielden de kunstenaars van De Pelgrim zich ten opzichte van de avant-garde?

“De Pelgrimkunstenaars waren echt wel goed op de hoogte van de doorbraken van de moderne kunst en de internationale avant-garde van dat moment. Eigenlijk vonden ze die grote bevrijding van licht, kleur en vorm ook best boeiend. Maar ze waren van mening dat ze de vormelijke kenmerken van het modernisme beter konden inpassen in een nieuwe lezing van de christelijke geloofsleer en het katholicisme. Enerzijds om zo de trein van het nieuwe niet helemaal te missen en anderzijds om nieuwe generaties aan te spreken met een nieuwe religieuze, katholieke kunst.”

Hoe zou je de stijl van De Pelgrim kunstenaars omschrijven?

“De Pelgrim was een eclectische groep. Avant-gardekunstenaars werkten zij aan zij met wat klassiekere, meer academische kunstenaars. Dat was ook de bedoeling van leidsman Léonce Reypens. Er was geen stilistisch manifest, zoals de kubisten of futuristen dat hadden. Geen eenheidsstijl. Reypens wilde geen rigide structuur. Hij wilde kunstenaars laten aftasten wat moderne religieuze kunst kon zijn en worden. Hierdoor vonden verschillende strekkingen van kunstenaars hun gading binnen De Pelgrim. Tegelijk zorgde het gebrek aan samenhang of structuur ervoor dat de groep al vrij snel uit elkaar viel.”

Welk kunstwerk illustreert voor jou De Pelgrim als beste?

“Het belangrijkste icoon van De Pelgrim is voor mij de Boodschapkapel in Heverlee. Als gesamtkunstwerk werkt het tot op de dag van vandaag. Hoe het licht binnenvalt. Hoe het samenspel met de strak vormgegeven glasramen van Eugène Yoors, het altaar of de liturgische voorwerpen van Rie Haan een effect in de buik teweegbrengt … Tel daar enkele beklijvende schilderijen bij van Paul Joostens en Albert Servaes. Ik snap dat die kapel voor henzelf ook een ideaalbeeld was. Daar was het hen om te doen: het teweegbrengen van een spirituele ervaring.”

Werd die stijl door iedereen positief onthaald?

“Zeker niet. Als je kijkt naar de kerken van bijvoorbeeld de moderne architect Huib Hoste, dan was er zeker ook tegenkanting tegen die strakheid. Plaatselijke pastoors waren er soms totaal niet mee opgezet. Die vonden het vreselijk, net zielloos, en vroegen zich af, in Godsnaam, hoe zij in die betonkerken misvieringen moesten houden. Dat toont aan dat De Pelgrim op dat moment óók te revolutionair kon zijn. Dat kunnen we ons vandaag natuurlijk moeilijk voorstellen.”

“Nog een mooi voorbeeld is Albert Servaes. Hij maakte in 1919 een expressieve reeks rond de Passie van Christus. De Leuvense professor Lemaire vond dit ware duivelskunst. De Paus vaardigde kort daarna ook een verbod uit op deze reeks. Dat toont aan dat kunstenaars, schrijvers en mensen als Léonce Reypens er – veel meer dan het Vaticaan – van overtuigd waren dat er nood was aan een hervorming van de religieuze kunst. Er zat een soort verbetenheid in de Pelgrimkunstenaars om naar buiten te komen met een nieuwe beeldtaal. Het was uiteindelijk voor Servaes de beste reclame ooit, maar stel je voor dat je als gelovige kunstenaar wordt afgeschreven door het Vaticaan!”

Hoe actueel is De Pelgrim vandaag nog?

“Na de Eerste Wereldoorlog begonnen denkers, filosofen, kunstenaars zich logischerwijs af te vragen ‘Waar gaat het naartoe met ons spiritueel innerlijk leven? We hebben hier een massacultuur ontwikkeld met film, auto’s, elektriciteit, … Het leven gaat steeds sneller. Maar waar zijn we met ons eigen zielenleven gebleven?’ De geschiedenis herhaalt zich uiteraard nooit letterlijk. Maar die grote vragen komen in andere gedaantes wel steeds terug. Vijftien jaar geleden beschouwden wij de sociale media als the next best thing. De wereld zou verbonden zijn als ware het één groot marktplein, bijna als een ideale uitkomst van globalisering. Maar vandaag merken we de destructieve kant. Mensen vreten elkaar op, op sociale media. Leugens, fake news, manipulatie en intimidatie verzieken ons mentaal welzijn. Het sociale klimaat wordt bitsiger met de dag. Haat, polarisering, stompzinnigheid is de nieuwe normaal. Onze kinderen krijgen blijkbaar geen zin meer gelezen of correct geschreven. Ons schermpje is onze wereld. Maar wat doet dat – of heeft dat al gedaan – met ons empathisch vermogen? Wat met ons innerlijk leven? Onze verbondenheid met de natuur? Niet voor niets namen De Pelgrimleden figuren als Jan Van Ruusbroec of Franciscus van Assisi als voorbeelden. Die zochten naar zingeving te midden van de natuur. Keken naar de bomen, beleefden het leven op zoek naar het Goddelijke.”

“In ieder geval zijn er vandaag eigenlijk best nog wat raakpunten met vragen die de kunstenaars van De Pelgrim zicht stelden. Persoonlijk ben ik atheïst. Maar nadenken over zingeving beschouw ik toch als fundamenteel. Als deel van het mens-zijn. Voor mij betekent zingeving bezig zijn met kunst en geschiedenis. Om zo iets te leren over wie wij zijn, waar we vandaan komen en – mogelijk – waar we dan naartoe zouden kunnen.”

Waar kijk je zelf naar uit op de tentoonstelling?

“Ik ken het werk van Paul Joostens uiteraard goed. Mijn carrière begon met deze zonderlinge kunstenaar.  Er komen wel wat werken naar de tentoonstelling. Dat is voor mij altijd een mooi weerzien. Bij uitstek de drie collages uit zijn dadaïstische reeks Het koninkrijk van nutteloze zaken, beschouw ik misschien wel als de beste werken uit de tentoonstelling. Die reeks staat intussen ook op de Vlaamse Topstukkenlijst. De reeks is van 1937 – De Pelgrim valt uit elkaar in 1931 – maar toont voor mij perfect aan hoe basiselementen van De Pelgrim toch blijven doorleven in de jaren ‘30 en ‘40. We zien bijvoorbeeld de beslotenheid van de begijnhofjes – een ideaalbeeld van De Pelgrim – gecontrasteerd, bijna bezoedeld, met gemuilkorfde en gekooide mannequinpoppen van de surrealist André Masson. Zo trekken we de periode dus open en laten we zien dat de vragen die De Pelgrim zich stelde niet plots verdwenen toen De Pelgrim uit elkaar viel. Ook bijvoorbeeld Paul van Ostaijen – met een quote – en James Ensor – met enkele kleurenlitho’s – zijn aanwezig. Van Ostaijen was ervan overtuigd dat men aan God moest zijn. Maar voor hem, alsook voor Baudelaire, Sint-Antonius, Oscar Wilde (en daarom zetten we daar Ensor bij) kon ook de duivel een weg naar God zijn. ”

Wat hoop je dat de bezoekers meenemen van de tentoonstelling?

“Veel mensen gaan denk ik zeggen: ‘Wat een rare kunst, bizarrerie, dat is totaal niet mijn ding.’ Maar het frappante is dat ik tijdens de voorbereidingen ook heel wat mails en telefoons kreeg van een oudere generatie die me vertelden hoezeer ze ernaar uitkijken. Ze herinneren het zich nog uit hun jeugd, van hun ouders. De katholieke onderbouw van mijn generatie is quasi helemaal weg, maar die oudere generatie heeft daar wel nog voeling mee.”

“Ik verwacht dat het dus voor veel van onze bezoekers totaal buiten hun comfortzone of verwachting zal zijn van wat moderne kunst is. Misschien zullen bezoekers ook wat ontsteld zijn? Stiekem hoop ik daar op. Ik vind dat een boeiende emotie. Want dan doet het tenminste iets. Mensen hebben de neiging dat als ze naar kunst komen kijken, ze het ook mooi moeten vinden. Maar ‘mooi’, dat is decoratie. Als kunst alleen maar mooi is, is het voor mij zelfs geen kunst meer. En als moderne kunst ons iets heeft geleerd, dan is het dat kunst absoluut niet mooi hoeft te zijn. Je mag ook misselijk worden van kunst, je er oncomfortabel bij voelen. En dan moet je proberen om die ervaring te omarmen, want wat zegt zo’n ervaring nu in feite over jezelf, over je smaak, gevoel, je mening over de grote vragen? Dat maakt kunst boeiend, voorbij de schoonheid.”