Maart-November 2023

ZOEK-stadion: Faar

Op welke manieren staan kunstenaars vandaag in dialoog met de wereld? Hoe kunnen ze vanuit hun kunstenaarspraktijk meedenken over de uitdagingen van de toekomst? Sta je als kunstenaar sterker alleen of samen? Die vragen onderzoeken vijf hedendaagse kunstenaarscollectieven in Zoek-Stadion, een artistiek laboratorium dat vanaf 24 juni tot en met 3 december wordt ingericht in het Havenhuis. Curator Sergio Servellón nodigde FAAR, Extra Curriculum, Antwerpen Reactief, ARTwork en MUCE uit om afwisselend vier weken een permanente installatie in het Havenhuis te vullen met een aanvullend publieksprogramma. Kunstenaarscollectief FAAR bijt de spits af.

FAAR

Twee jaar geleden nam het kunstenaarscollectief FAAR – For Artists and Residents – zijn intrek in de oude gebouwen van de Deurnse Brouwerij De Ridder. FAAR ontstond vanuit een prangende vraag: de nood aan betaalbare atelierruimte voor jonge kunstenaars. Vandaag vind je er verspreid over het hele pand de ateliers van een zeventiental kunstenaars en meerdere tentoonstellingsruimtes. Het gonst er van de bedrijvigheid. De gangen en ateliers liggen vol met materialen en de geur van de brouwerij heeft het pand zoveel decennia later nog altijd niet verlaten. Deze zomer moet FAAR verhuizen naar een nieuwe locatie. Een projectontwikkelaar start in het najaar met de herbestemming van de brouwerij. In het Zoek-Stadion blikken negen kunstenaars van FAAR (Laurence Petrone, Witold Vandenbroeck, Arthur van de Velde, Daan Peters, Rune Tuerlinx, Jeffe De Brabandere, Nel Maertens, Ine Kools en Anouk van Offenwert) terug op de voorbije twee jaar en tonen ze ook nieuw werk.

Collectief

Hoe zouden jullie FAAR omschrijven?

Rune: ‘FAAR staat voor For Artists and Residents. De artists hebben hier hun atelier. De ‘residents’ dat zijn voornamelijk de exposanten. Die werken hier soms ook een bepaalde periode als voorbereiding op een expo. We zijn met een groep gestart maar er zijn ondertussen ook mensen uitgezworven of zelf op residentie gegaan elders. Gedurende hun afwezigheid hebben andere kunstenaars hun ateliers gebruikt. Het verschil tussen de ‘artists’ en de ‘residents’ is dat de laatste groep niet op dezelfde manier deel uitmaakt van de kernwerking van FAAR, dat ondertussen toch meer een collectief is geworden, maar ze zijn wel heel betrokken en aanwezig.’

Laurence: ‘We zijn gestart met een groep die min of meer hetzelfde is gebleven. Als er mensen weggaan, werd hun plek ingenomen door iemand anders. Vandaag hebben zeventien kunstenaars hier hun atelier. FAAR als plek is vrij gegeerd omwille van onze tentoonstellingsruimte. Die is niet alleen toegankelijk voor de mensen die hier hun atelier hebben.’

Wat is jullie invulling van het woord ‘collectief’? Wat delen jullie?

Rune: ‘Dat is een zoektocht waar we nog middenin zitten. In de eerste plaats delen wij een atelier. De aanleiding om samen te gaan was zowel pragmatisch als vriendschappelijk. Het zijn allemaal mensen die voordien al graag samenwerkten. Arthur gaf de eerste aanzet door mensen aan te spreken. Het was voor de meesten een noodzaak om een atelier te vinden en dan vooral een betaalbaar atelier omdat dat nu eenmaal niet zo gemakkelijk is in Antwerpen. Het lag voor de hand dat als we met een grotere groep waren, we ook een groter gebouw konden vinden. We hebben daar heel veel geluk mee gehad. Die collectieve werking is dan wat ontstaan vanuit de atelierwerking.’

Witold: ‘Dat is ook iets wat we niet verwacht hadden. Het vertrekpunt was heel pragmatisch: een atelier vinden in Antwerpen is heel duur en daar wilden we een oplossing voor vinden. Door samen te zoeken naar een groter gebouw konden we kosten drukken en materiaal delen. Een heel aantal van ons zijn beeldhouwer. Je hebt daar best veel materiaal voor nodig en nu kunnen we dat met elkaar delen. Dat is ook gewoon heel economisch. We hebben dit gebouw dan gevonden en hier was er een overschot aan ruimte. Ruimtes die dienst konden doen als atelier of als tentoonstellingsruimte. Later zijn ook die tentoonstellingsruimtes hun eigen leven gaan leiden. Voordat we het door hadden, kwamen er mensen naar ons om daarin te exposeren. Naar mijn gevoel is uit dat gegeven ook het collectieve gevoel gegroeid. Het werd meer dan gewoon een gedeeld atelier.’

Rune: ‘Ik zie onze collectieve werking als een los weefsel. Er ligt hier veel nadruk op de individualiteit en autonomie van de leden. Het zal nooit zo zijn dat we allemaal aan één groot werk gaan werken.’

Eigen stem

Denk je dat je ander werk maakt binnen FAAR als collectief dan wanneer je een atelier alleen zou hebben?

Witold: ‘Ik denk echt dat ik niet hetzelfde werk zou maken. Al is het alleen al praktisch: als ik met problemen zit om te lassen, dan vraag ik dat aan Artur. Met hulp bij keramisch werk kan ik terecht bij Justine. Dat wordt soms misschien een beetje ‘eng’. Dat je je begint af te vragen of je werk niet te veel op elkaar begint te lijken. Het is een soort dans die je met elkaar uitvoert.’ 

Arthur: ‘Conceptueel zijn er grote verschillen en dat is ook oké. Daar is natuurlijk ook wat weerstand tegenover. Je merkt al snel dat je naar elkaar toegroeit – puur praktisch – doordat je dezelfde materialen en technieken gebruikt. Maar er is natuurlijk altijd de wens om te verschillen van je collega.’

Rune: ‘Ik zie dat ook als een soort dans en vindt die uitwisseling wel interessant. Het is heel fijn om op dezelfde plek te zijn. Je pauzes overlappen en je hebt een gemeenschappelijke dynamiek. Er ontstaan informele momenten waarop je met elkaar in dialoog gaat of iemand vraagt om eens te komen kijken. Dat genereert heel veel en daardoor beïnvloed je elkaar ook wel.’

‘We hebben ook heel veel materiaal dat we in het gebouw vonden gerecupereerd. Dat is interessant: daardoor komen bepaalde materialen in het werk van verschillende mensen terug. En als je ziet wat iemand anders daarmee doet, heb je vaak ook nog eens een soort reactie want je wilt niet hetzelfde doen als de andere.’

Witold: ‘Voor de overgrote meerderheid zijn we ook kunstenaars die vertrekken vanuit het materiaal en niet vanuit een concept. Qua materiaal lijkt het werk misschien wel op elkaar, maar conceptueel hebben we allemaal onze eigen stem. Je kijkt ook veel naar elkaars werk en ik haal mijn inspiratie uit het dagelijks leven dus het is ergens onvermijdelijk dat er dingen insluipen. Doordat hier ook veel beeldhouwers zitten, weet ik dat ik nu dingen probeer die ik anders misschien nooit zou hebben geprobeerd als ik ergens alleen in een atelier zat.’   

Laurence: ‘Sommigen onder ons kennen elkaar al langer, al sinds de academie. Voor mij voelt het als heel vertrouwde klankborden waarbij iedereen ­– onvermijdelijk – zijn eigenheid behoudt. We delen ook een verlangen om dingen te organiseren zoals tentoonstellingen en nu onze presentatie in het Havenhuis. Ik vind het heel fijn dat we die vertrouwdheid hebben, omdat het wil zeggen dat we goed zijn afgestemd op elkaar. Ieder van ons is enorm toegewijd aan zijn praktijk en aan wat FAAR wil brengen naar de buitenwereld.’

Terugblik

Wat zullen jullie tonen en organiseren in het Havenhuis?

Arthur: ‘Een projectontwikkelaar start hier in het najaar met het herbestemmen van de site. Wij moeten er dan uit. De expo in het Havenhuis valt voor ons samen met onze verhuis, vandaar ook de terugblik. Twee jaar is op zich niet zo lang, maar we hebben wel onze wortels op deze plek en nu verhuizen we naar een nieuw atelier. De expo in het Havenhuis is het begin van een nieuw hoofdstuk voor FAAR.’

Laurence: ‘We hebben het voornemen om wat we de afgelopen twee jaar gedaan hebben een plek te geven in het Havenhuis. Bijvoorbeeld met foto’s van de tentoonstellingen die hier geweest zijn. Voor een deel is het een grap dat we het als een retrospectieve zien, want als je twee jaar bestaat is dat natuurlijk nog niet zo lang. Maar tegelijkertijd – en ik denk dat iedereen daar ook wel verbaasd over is – is er heel veel gebeurd op die twee jaar tijd. En we hadden echt geen blauwdruk of plan van wat onze doelstellingen waren of onze output moest zijn.’

Arthur: ‘Op die twee jaar hebben we 23 expo’s georganiseerd. Dat is iets waar grotere instituten enkele jaren over doen.’

Daan: ‘FAAR is ontstaan vanuit een noodzaak en dat willen we laten zien. Daarom willen we ook graag andere mensen uitnodigen die vanuit dezelfde noodzaak zijn begonnen en tot op een ander punt zijn geraakt. We willen anderen in het Havenhuis bevragen hoe zij met dezelfde problematieken zijn omgegaan.’

Laurence: ‘Inderdaad, we zijn geïnteresseerd in hoe het er in andere steden aan toe gaat. Of we van hen kunnen leren. Zo organiseren we een gespreksavond. Dus onze interventie in het Havenhuis is een beetje een terugblik, een tentoonstelling met nieuw werk van een aantal van ons en tegelijk willen we het gesprek aangaan met andere mensen uit de stad.’

Witold:‘We willen mensen ook tonen wat er kan groeien in zo’n plek als FAAR. Wat er nu juist de meerwaarde van is.

De realiteit van jonge kunstenaars

Wat hopen jullie met het project in het Havenhuis te bereiken?

Laurence: ‘Ik ben altijd nieuwsgierig naar het ‘levensgevoel’. Je kan iemand herkennen die vanuit hetzelfde ‘levensgevoel’ functioneert. En dan is het mogelijk om nieuwe dingen voort te brengen. Dus misschien kan het project in het Havenhuis ons andere ontmoetingen brengen, waaruit weer nieuwe dingen voortkomen.’

Rune: ‘Een topic die onder jonge kunstenaars vaak terugkomt is die druk op vrije ruimte. Wat FAAR doet is in zekere zin ook een reactie op de problematiek die zich voortdoet in de stad. We willen die op een positieve manier aankaarten. We hebben het geluk gehad om daar een antwoord op te kunnen formuleren, maar het is wel iets waarover we willen blijven nadenken. Vandaar ook de dialoog die we in het Havenhuis willen aangaan met organisaties uit andere steden die daar op een gelijkaardige of juist op een andere manier hebben gereageerd.’

Witold: ‘Het is als kunstenaar gewoon heel moeilijk om een betaalbaar atelier te vinden in de stad. Zeker als pasafgestudeerde kunstenaar. Velen komen in een soort vicieuze cirkel terecht: ze betalen een atelier dat veel te veel kost waardoor je extra moet gaan werken om het atelier te kunnen betalen, waardoor je dan ook weer te weinig in het atelier zit waarvoor je te veel geld betaalt. Dat is een zelfversterkend effect. Zeker nu de projectsteun voor jonge kunstenaars is geschrapt is het extra moeilijk geworden. Als je een betaalbaar atelier hebt, dan kun je er ook meer tijd besteden, dan heb je tijd over om te investeren in extra projecten – zoals nu voor ons in het Havenhuis. Je bouwt dan een soort momentum op waaruit kansen kunnen voortkomen. Zo draai je dat gevoel, of die cirkel, volledig om.’ 

Rune: ‘We zien onszelf niet als een activistische groep, maar we willen dat probleem wel aankaarten zonder dat op een ‘klagerige’ manier te doen. Onze verzuchting vertrekt vanuit een positief gevoel: de goesting om te exposeren, dingen te maken en te tonen, samen te werken, dialogen aan te gaan, … Zowel intern als extern met nieuwe organisaties. Maar die vicieuze cirkel waar Witold het over heeft, is gewoon echt de realiteit voor veel jonge kunstenaars. We ambiëren allemaal om hier ons beroep van te maken maar zodra je afgestudeerd bent, kom je in een hele vreemde overgangsfase waarin het heel moeilijk wordt om professioneel bezig te zijn. We vinden wel dat de stad daar haar verantwoordelijkheid meer in mag nemen.’

Daan: ‘Het kost ook enorm veel tijd en arbeid om subsidiedossiers te schrijven. Die tijd kunnen wij ons door de manier waarop FAAR is georganiseerd grotendeels besparen.’

Laurence: ‘Er heerst vaak de perceptie dat kunstenaars puur op subsidie functioneren en dat hopen wij ook te doorprikken. Voor ons is dat namelijk helemaal niet van toepassing. Er is onwetendheid over dat het ook anders kan. Misschien kunnen we dat ook naar buiten brengen.’ 

Bach

Hoe ziet de toekomst van FAAR eruit?

Witold: ‘We verhuizen binnenkort naar de Slachthuislaan. We krijgen het gebouw daar gratis voor minstens drie jaar en maximum tien jaar. Niet iedereen verhuist mee.’

Arthur: ‘We zijn met twaalf mensen van onze groep die mee verhuizen en er komen er nog een paar bij, een vijftal vertrekt. Er wordt van ons verwacht dat we daar ook duidelijker naar voor treden met een programma. Een aantal mensen aan wie het collectieve minder aanspreekt, gaat ergens anders naartoe.’

Laurence: ‘Het ligt buiten onze verwachtingen dat we met FAAR nu al staan waar we staan. FAAR is in Antwerpen toch wel gekend. Hopelijk kunnen we die lijn verderzetten. Het zal sowieso anders zijn en afhankelijk van de nieuwe mensen die we ontmoeten.’

Rune: ‘We zijn in FAAR gestapt vanuit een pragmatische nood: we hadden allemaal een atelier nodig. Dan kwam die exporuimte daar bovenop. De collectieve werking, of het samen exposeren onder de naam van het collectief, is eigenlijk nog priller. Het gaat dus inderdaad maar over twee jaar, maar het zijn wel grote bewegingen die hebben plaatsgevonden op die twee jaar.  En omdat we nu weg moeten, heb je weer een soort uitnodiging tot transformatie. We verhuizen naar een gebouw met een andere atelierwerking, met een andere visie. Er is het fysieke verhuizing waardoor er veel terug in vraag gesteld wordt.’