Maart-November 2023

Podcast ‘Barokke Influencers’ | aflevering 11: matthijs de ridder

“Van Ostaijen was een katholiek die kunst maakte, maar hij was geen katholieke kunstenaar.”

Deze keer keert Anke terug in de tijd naar de roaring twenties samen met schrijver Matthijs de Ridder. Dit jaar verscheen de Ridders biografie van de Vlaamse dichter en schrijver Paul van Ostaijen (1896-1928). Samen nemen ze de jaren na de Eerste Wereldoorlog onder de loep: de avant-garde die klaarstond voor een nieuwe wereld en de rol die de poëzie van Van Ostaijen speelde in dat verhaal.

Doorzettingsvermogen

De Ridders fascinatie voor de ‘vreemde poëzie’ van Van Ostaijen ontstond in de schoolbanken en spoorde hem op latere leeftijd aan om Nederlandse literatuur te gaan studeren. Ook daar bleef Van Ostaijen hem achtervolgen. Wat spreekt hem zo aan in Van Ostaijen? Sinds De Ridder zich onderdompelde in de biografie van Van Ostaijen heeft hij een grote bewondering voor de manier waarop de schrijver via de literatuur een poging deed om de wereld te veranderen en het enorme doorzettingsvermogen dat hij daarbij aan de dag legde. Van Ostaijen cijferde zichzelf volledig weg in naam van de avant-garde en de vernieuwing. Hij zag zichzelf als ondergeschikt aan het grote project.

De wens voor een nieuwe wereld

Maar welk project was dat dan precies? De Ridder schetst voor Anke het grote plaatje waarbinnen de avant-garde en het werk van Van Ostaijen het levenslicht zagen. De Eerste Wereldoorlog liet Europa – en zeker België – ontredderd en in puin achter. De avant-gardisten zagen dit als een uniek moment en als een uitgelezen kans: uit het puin kon een nieuwe wereld ontstaan. Maar ze hadden te maken met twee problemen: de politieke klasse wilde niet wijken én tegen de verwachtingen van de avant-gardisten in wilde de massa eigenlijk niet mee in dat nieuwe wereldbeeld.

“Van Ostaijen en zijn tijdgenoten vroegen zich af hoe ze moderne kunst konden inzetten om mensen te beïnvloeden en anders naar het leven te laten kijken.”

Antwerpen

Hoe zat dat in Antwerpen? De Scheldestad was vlak na de Eerste Wereldoorlog een lege, verlaten stad. De mensen die er nog woonden probeerden de draad van voor de oorlog weer op te pakken. Tegelijk werden ook in de stad de stemmen steeds luider van mensen die lessen wilden trekken uit de oorlog en vonden dat het helemaal anders moest. Deze activisten vonden ook dat de Nederlandstaligen in België meer rechten moesten krijgen. Van Ostaijen en zijn tijdgenoten vroegen zich af hoe ze moderne kunst konden inzetten om mensen te beïnvloeden en anders naar het leven te laten kijken. Begin jaren 1920 vluchtte Van Ostaijen naar Berlijn en zocht er naar een nieuwe manier van dichten. Hij keerde terug uit Berlijn met zijn boek Bezette stad, volgens De Ridder een culminatie van Van Ostaijens modernistische dicht-experimenten.

Van Ostaijen en het geloof

Hierna blikt de Ridder terug naar Van Ostaijens moeizame schooltijd, onder andere aan het strenge jezuïetencollege in Antwerpen waar hij zich helemaal niet thuis voelde. Er was één leraar die hij wel kon waarderen, en dat was Léonce Reypens. Reypens was ook de leidsman van kunstenaarsbeweging De Pelgrim en het gelijknamige militante religieuze tijdschrift dat in 1929 werd opgericht. Hoe liberaal Van Ostaijen ook was, toch bleef het katholicisme in zijn werk en denken een grote rol spelen. Maar met een groot verschil: anders dan zijn collega’s van De Pelgrim maakte hij geen katholieke kunst.

Beluister hier de podcast. En meld je aan voor onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van toekomstige afleveringen, activiteiten en de laatste nieuwtjes.